Alfred Birney is een schrijver met Nederlandse, Oost-Javaanse, Chinese en Schotse wortels, vandaar de Angelsaksische achternaam. Hij publiceerde romans, novellen, verhalen, columns, essays, kritieken, toneelteksten, journalistiek werk en didactisch materiaal over gitaarmuziek. Zijn roman De tolk van Java was de literaire sensatie van 2017. Het boek won zowel de Henriëtte Roland Holst-prijs als de Libris Literatuur Prijs. Voor het Privédomeindeel Niemand bleef; Dagboek van Meneer B., werd hem de Littéraire Witte Prijs 2020 toegekend. Een bundeling van 25 jaar essays, columns, reisverslagen, schetsen, anekdotes over podiumdiscussies, schrijversportretten, vertellingen, herinneringen en kritieken – kortom een soort postkoloniaal memorandum – wordt verwacht in het voorjaar van 2024 onder de titel Zwerfpost.


Alfred Birney liet voor het eerst van zich horen toen hij een dierenverhalenwedstrijd won, uitgeschreven in 1984 door de Volkskrant. Zijn verhaal De brave mol verscheen in dat jaar in een bibliofiele oplage van 75 exemplaren.

In 1987 begon hij zijn literaire carrière met de roman Tamara’s lunapark , een tamelijk ongebruikelijke vertelling in kreeftgang, zodat de lezer het gevoel kreeg te dolen, net als de hoofdpersoon uit het boek. Het boek kreeg overwegend lovende kritieken.

Met de roman Bewegingen van heimwee (1989) vergrootte hij het ‘internaatsmotief’, dat ook in zijn debuutroman speelde. Daarbij voerde hij en passant  de ‘Indische vaderfiguur’ van zijn volgende boek op. Het boek kreeg evenveel handen op als van elkaar en kreeg een korte televisieverfilming.

Veel aandacht was er voor de roman Vogels rond een vrouw (1991), waarschijnlijk door de postkoloniale thematiek en de opvoering van de `Indische vaderfiguur’. Het boek was vrij populair in zowel Nederland als Indonesië, waar het boek een succesvolle vertaling kreeg als Lalu Ada Burung (2002). de schrijver sleepte met zijn eerste drie boeken de Paagman-literatuurprijs 1991 in de wacht.

In De onschuld van een vis (1995) portretteert Alfred Birney opnieuw de ‘Indische vader’, maar met een volstrekt andere toon en in een stijl met zinnen als mitrailleurvuur. Ook deze roman kreeg een Indonesische vertaling: Ikan Tanpa Salah (2004).

In constant gevecht met de verwachtingen van zijn critici en lezers over zijn plaats in de Nederlandse of de Indische letteren, keerde Alfred Birney terug naar de thematiek van zijn eersteling, maar poëtischer en ijler van toon: Sonatine voor zes vrouwen, roman (1996). Het boek werd in Vlaanderen meer gewaardeerd dan in Nederland.

Een verzoek van een uitgever een bloemlezing uit de Indische letteren te maken, bracht een keerpunt in zijn carrière teweeg. Eigenzinnig Indocentrisch rijgde de schrijver in Oost-Indische inkt. 400 jaar Indië in de Nederlandse letteren (1998) teksten aaneen, van de vroegste scheepsjournalen tot de laatst verschenen werken van de Tweede Generatie Indische schrijvers, en kreeg hiermee zowel veel waardering als kritiek over zich heen. De schrijver had geen bloemlezing in de klassieke betekenis van het woord samengesteld, eerder een soort kettingroman, waarin de lezer de verhaallijn van de Indo in zijn typische positie als nazaat van zowel kolonisator als gekoloniseerde zelf moet zien te ontdekken.

Alfred Birney probeerde de polemische arena te ontvluchten door de verhalenbundel Fantasia (1999) te laten verschijnen, waarin hij met een dozijn verhalen zijn schrijfkunst wilde tonen.

Een jaar na deze collectie verhalen verscheen Het verloren lied (2000), dat algemeen door zijn vroegste publiek als zijn meesterwerk werd beschouwd. De schrijver werkte er twaalf jaar aan, steeds onderbroken door andere boeken. In de roman spelen komen thema’s en motieven uit zijn eerdere boeken bijeen: een weggedrukte Indische achtergrond, het internaatsleven, nostalgie, muziek, geweld en erotiek, gebracht in belevend perspectief.

In 2000 begon Alfred Birney zich actief met het internet bezig te houden. Hij verzamelde een groepje mensen om zich heen, met wie hij een wekelijkse e-zine bijhield: Yournael van Cyberney & Co. Het populaire e-zine bracht gevarieerde columns, verhalen en polemische stukken, die een eigentijds beeld gaven van schrijvers en beeldend kunstenaars tussen twee culturen. Zijn eigen bijdragen werden gerangschikt in Yournael van Cyberney (2001), een boek dat zodanig is samengesteld uit columns, brieven, verhalen, polemieken en reisverslagen, dat vrijwel alleen kenners van de Indische letteren er een postmoderne variant op het typische klassieke Indische jaarboek uit de negentiende eeuw in kunnen herkennen. De schrijver verwierf zich er het predicaat van het enfant terrible uit de Indische literatuur mee door onder meer met literatuurwetenschappers de spot te drijven.

Naar aanleiding van zijn e-zine werd Alfred Birney door de Haagsche Courant als columnist gevraagd. Zijn opdracht was de multiculturele samenleving te verdedigen, een rol die hem veel lezers tegen zich in het harnas deed jagen. Na een jaar driemaal per week op de voorpagina te hebben geprijkt, vluchtte hij naar de wekelijkse cultuurpagina, waar hij een vrijere rol kreeg en verschoond bleef van dreigementen aan zijn adres. Toen de Haagsche Courant werd ingelijfd door het Algemeen Dagblad, nam hij als ode aan de feuilletonschrijvers van weleer demonstratief afscheid met een literair feuilleton,  dat hij toen niet kon voltooien.

Alfred Birney publiceerde in drie achtereenvolgende jaren de novellen Rivier de Lossie (2009), waaraan hij in de krant was begonnen, Rivier de IJssel (2010) en Rivier de Brantas (2011).

In 2012 verscheen De dubieuzen, een kritisch essay van hem over beeldvorming in, en de plaats van de koloniale literatuur binnen het kader van de traditionele Nederlandse literatuurgeschiedschrijving, die hij liever als Nederlandstalig zag verwoord en dus breder gekaderd.

Vier jaar later verscheen zijn bestseller De tolk van Java. Er zijn 135.000 exemplaren van het boek verkocht. Vertaalrechten van het boek gingen tot dusver naar Engeland, Indonesië en Italië. Een succesvolle toneelbewerking ging in de winter van 2019 – 2020 in vijftig podia het land door, tot de coronacris er een eind aan maakte.

In het voorjaar van 2019 verscheen Niemand Bleef. Dagboek van Meneer B. 2005 – 2011 in de reeks Privé-domein. Voor dit boek, een journaal bijgehouden tijdens het herstel van een hartinfarct en een burnout, werd de schrijver de Littéraire Witte Prijs 2020 toegekend.

Na een aantal jaren van herstel van een openhartoperatie verscheen in april 2020 de roman In de wacht, een boek geschreven in de bijna vergeten, of verfoeilijke traditie van provocerend scheldproza, afgewisseld met multicultureel gemijmer, nostalgie en fantasieën.

Verwacht wordt in maart 2024 een verzameling essays, columns, kritieken, reisverslagen en schrijversportretten, geschreven in een periode van 25 jaar, onder de titel Zwerfpost.