Auteur

Alfred Birney is een schrijver met Nederlandse, Oost-Javaanse, Chinese en Schotse wortels, vandaar de Angelsaksische achternaam. Hij publiceerde romans, novellen, verhalen, columns, essays, kritieken, toneelteksten, journalistiek werk en didactisch materiaal over gitaarmuziek. Zijn roman De tolk van Java was de literaire sensatie van 2017 en stond vier achtereenvolgende weken op nummer 1 in de officiële bestsellerlijst. Er zijn 130.000+ exemplaren van verkocht. Het boek won zowel de Henriëtte Roland Holst-prijs als de Libris Literatuur Prijs en blijft actueel. Een succesvolle toneelbewerking ging het land door totdat de coronacrisis uitbrak. Voor het Privédomeindeel Niemand bleef; dagboek van Meneer B. werd hem de Littéraire Witte Prijs 2020 toegekend. Op 15 augustus 2021 was hij te zien op VPRO’s Zomergasten.


Alfred Birney begon zijn literaire carrière met zijn roman Tamara’s lunapark (1987), onder invloed van onder meer de films van Orson Welles. Ook legde hij zichzelf de beperking op van een vertelling in kreeftgang, zodat de lezer het gevoel kreeg te dolen, net als de hoofdpersoon uit het boek. Duistere trappenhuizen voeren een jongeman in een labyrintische sfeer vol kunstlicht omlaag en terug naar eerdere episoden uit zijn leven, vol koele erotiek en een ouderloze vroege jeugd. Het boek kreeg overwegend lovende kritieken.

Met de roman Bewegingen van heimwee (1989) vergrootte Alfred Birney het ‘internaatmotief’, dat ook in zijn debuutroman speelde. Daarbij voerde hij en passant het inmiddels klassieke literaire verschijnsel van de ‘Indische vaderfiguur’ in. Het boek kreeg evenveel handen op als van elkaar en kreeg een korte televisieverfilming.

Alfred Birney kwam sterk terug met Vogels rond een vrouw (1991), waarschijnlijk zijn populairste roman in zowel Nederland als Indonesië, waar het boek een succesvolle vertaling kreeg als Lalu Ada Burung (2002). Het boek is herdrukt in Indische gezichten (twee romans, 2002) en zou een modern Indisch spookverhaal genoemd kunnen worden. Alan Noland, bijfiguur uit Alfred Birney’s tweede roman, is de oudste telg uit een Indisch gezin. Als kind raakt hij onder de indruk van het portret van zijn grootmoeder, van wie een duistere magische werking uit lijkt te gaan. Tijdens Alans volwassenwording treedt gaandeweg een positieve fascinatie op voor deze Chinese vrouw. Hij gaat op zoek naar haar achtergrond en bezoekt haar graf op Java. Dwars door het verhaal loopt de dominante lijn van de Indische vader, die met zijn onverwerkt oorlogsverleden tussen kleinzoon en grootmoeder in staat. Alfred Birney sleepte met zijn eerste drie boeken een literaire prijs in de wacht.

In De onschuld van een vis (1995) portretteert Alfred Birney opnieuw de ‘Indische vader’, maar met een volstrekt andere toon en in een stijl met zinnen als mitrailleurvuur. Het boek is eveneens herdrukt in Indische gezichten (twee romans, 2002). Ditmaal is de Indische vader geen slachtoffer van een complex koloniaal verleden, maar hoofdschuldige aan de verwoesting van zijn gezin. Eén van zijn zonen wordt door zijn moeder op het verlaten huis afgestuurd wanneer de vader niet meer terugkeert van een reis naar zijn geboortegrond in Indonesië. De man is vermist. Is hij dood? Zodra de verloren zoon het huis van zijn vader betreedt wordt hij met beladen voorwerpen uit zijn jeugd geconfronteerd. Ze roepen herinneringen op aan de man die na de onafhankelijkheidsstrijd in Indië naar Nederland kwam en ook daar het vechten niet kon laten: hij zette er een sportschool op en behandelde de leden van zijn gezin als de gevangenen die hij vroeger voor de Nederlanders in Indië verhoorde. Zijn vissen had hij echter lief. Wanneer de zoon het aquarium uit zijn jeugd ontdekt, beginnen zijn herinneringen obsessieve vormen aan te nemen. Dit boek wordt door de schrijver zelf als zijn beste roman gezien, in elk geval romantechnisch. Ook deze roman boek kreeg een Indonesische vertaling: Ikan Tanpa Salah (2004).

Alfred Birney, in constant gevecht met de verwachtingen van zijn critici en lezers over zijn plaats in de Nederlandse en / of Indische letteren, keerde terug naar de thematiek van zijn eersteling, maar poëtischer en ijler van toon: Sonatine voor zes vrouwen, roman (1996), thematisch licht geïnspireerd op de speelfilm La Double vie de Véronique (1991) van de Poolse regisseur Krzysztof Kieslowski. Het boek leek in Vlaanderen beter te worden begrepen dan in Nederland. De Standaard der Letteren schreef: Ook de Nederlandse literatuur heeft haar geheimen. Een van de best bewaarde heet Alfred Birney. Dit is uiterst verfijnd proza – tastbaar en tegelijk ongrijpbaar als water, een stille kracht in de Nederlandse literatuur. Het boek beschrijft drie episoden uit het leven van een muzikant en componist. Als jongetje dat viool studeert, als aankomend gitarist aan het conservatorium en later als uitvoerend musicus en componist. Hij is steeds omringd door twee intrigerende vrouwen: een oudere en een jongere, die in verschillende gedaanten periodiek lijken terug te keren. De oudere representeert min of meer de lichamelijke kant, de jongere min of meer de zielsverwantschap. Geheimzinnig is dat de jongere steeds een bepaalde relatie heeft met een vis. Het is de meerval uit Alfred Birney’s vorige roman De onschuld van een vis (1995). Maar wie is dat meisje dat steeds terugkeert en wat betekent zij voor hem? Is ze misschien een zus, of gewoon niet meer dan een toevallige dubbelganger die zijn eerste verliefdheid weerspiegelt? Ook hier presenteerde Alfred Birney een zoektocht terug in de tijd met een vertelstijl-in-kreeftgang, die hij al toepaste in zijn debuutroman.

Een verzoek van een uitgever een bloemlezing uit de Indische letteren te maken, bracht een keerpunt in Alfred Birney’s carrière teweeg. Eigenzinnig rijgde de schrijver teksten aaneen, van de vroegste scheepsjournalen tot de laatst verschenen werken van de Tweede Generatie Indische schrijvers, en kreeg hiermee veel kritiek over zich heen. De schrijver had in feite geen bloemlezing in de klassieke betekenis van het woord samengesteld, eerder een soort kettingroman, waarin de lezer de verhaallijn van de Indo als hoofdpersoon zelf moet zien te ontdekken. Oost-Indische inkt. 400 jaar Indië in de Nederlandse letteren (1998) bracht Alfred Birney vrienden en vijanden, terwijl het boek hem voor lezers die hem nog niet kenden als bloemlezer deed bestempelen.

Alfred Birney probeerde de polemische arena waarin hij zich inmiddels bevond te ontvluchten door de bundel Fantasia (1999) te laten verschijnen, waarin hij met een dozijn verhalen zijn schrijfkunst wilde tonen. Het boek is inmiddels een collectors item geworden, ironischerwijs vanwege het omslag in vooral Engeland en Amerika.

Een jaar na deze collectie verhalen verscheen Alfred Birney’s Het verloren lied (2000), dat algemeen als zijn meesterwerk wordt beschouwd. De schrijver werkte er liefst twaalf jaar aan, steeds onderbroken door andere boeken. De roman heeft de perfecte balans van thema’s en motieven die al in zijn eerdere boeken speelden: een weggedrukte Indische achtergrond, het internaatsleven, muziek, geweld en erotiek, gebracht met een sterk belevende manier van vertellen, die de schrijver vaak zo kenmerkt. Het verhaal voert terug naar een roemrucht tijdperk dat ver achter ons ligt, maar dat menigeen nog altijd weet te bekoren: de roerige jaren zestig. Na een intro in IJmuiden begint het verhaal in Den Haag, waar het ten slotte ook eindigt. De tijdspanne daartussen wordt gevuld met een voor vele lezers ongekend en verbazingwekkend leven in drie internaten, indringend door de schrijver geschetst en gesitueerd in Voorschoten, Arnhem en Scheveningen. We volgen de opgroeiende Michael Langenacht van zijn achtste tot zijn achttiende jaar en zien onvergetelijke personen komen en gaan, terwijl de jongen zich in zijn eenzaamste ogenblikken verbeten vasthoudt aan de herinnering aan dat ene lied, dat hem zo vaak aan de radio gekluisterd houdt, in de hoop dat hij het nog eens te horen zal krijgen.

In 2000 begon Alfred Birney zich actief met het internet bezig te houden. Hij verzamelde een groepje mensen om zich heen, met wie hij een wekelijkse e-zine bijhield: Yournael van Cyberney & Co. Het populaire e-zine bracht zeer gevarieerde columns, verhalen en polemische stukken, die een boeiend en eigenzinnig beeld gaven van schrijvers en beeldend kunstenaars tussen twee culturen. De bijdragen van Alfred Birney werden gerangschikt in Yournael van Cyberney (2001), een boek dat zodanig is samengesteld uit columns, brieven, verhalen, polemieken en reisverslagen, dat helaas vrijwel alleen kenners van de Indische letteren er een postmoderne variant op het typische klassieke Indische genre in kunnen herkennen. De schrijver verwierf zich het predicaat van het enfant terrible uit de Indische literatuur door met literatuurwetenschappers de spot te drijven.

Naar aanleiding van zijn e-zine werd Alfred Birney door de Haagsche Courant als columnist gevraagd. Zijn opdracht was de multiculturele samenleving te verdedigen, een rol die hem veel lezers tegen zich in het harnas deed jagen. Talloos waren zijn invalshoeken, gevarieerd zijn toon, waarbij muziek, martial arts en Indische verhalen de boventoon voerden. Toen de Haagsche Courant werd ingelijfd door het Algemeen Dagblad, nam hij demonstratief afscheid met een literair feuilleton, als ode aan de schrijvers van weleer, die ooit met hun feuilletons de kranten groot maakten, en bereidde hij zijn comeback voor op het literaire podium.

Alfred Birney publiceerde in drie achtereenvolgende jaren de novellenreeks: Rivier de Lossie (2009), Rivier de IJssel (2010) en Rivier de Brantas (2011). In het voorjaar verscheen een kritisch essay van hem over beeldvorming in, en de plaats van de koloniale literatuur binnen het kader van de traditionele literatuurgeschiedschrijving: De dubieuzen (2012). Het boek werd genomineerd voor de Halewijnprijs en geselecteerd voor de E. du Perron-prijs. Eerder ontving Birney een nominatie voor de Agenda Award in 1988 voor Tamara’s lunapark, de Paagman-literatuurprijs voor zijn oeuvre (Tamara’s lunaparkBewegingen van heimweeVogels rond een vrouw) in 1991 en een nominatie voor het beste literatuurblog in 2009.

In het voorjaar van 2016 verscheen zijn magnum opus De tolk van Java. De roman haalde de longlist van de Vlaamse Fintro Literatuurprijs, werd bekroond met de Henriëtte Roland Holst-prijs 2017 en won de Libris Literatuur Prijs 2017. Alfred Birney brak definitief door bij het grote publiek en De tolk van Java stond vier weken lang achtereen nummer 1 in de Bestseller Top 60. Er zijn inmiddels 135.000 exemplaren verkocht en het boek blijft in herdruk. Vertaalrechten zijn verkocht aan Engeland, Indonesië en Italië. Een succesvolle toneelbewerking ging in de winter van 2019 – 2020 in 50 podia het land door.

In 2018 verscheen een anthologie van zijn beste verhalen over 25 jaar schrijverschap (1984 – 2009): De fenomenale meerval (en andere verhalen). Daarnaast een bewerking van het eerste hoofdstuk uit de roman Het verloren lied (2000) voor een eenmalige speciale editie onder de titel Radio Monte Carlo. In het voorjaar van 2019 verscheen Niemand Bleef. Dagboek van Meneer B. 2005 – 2011 in de reeks Privé-domein. Voor dit boek werd de schrijver de Littéraire Witte Prijs 2020 toegekend. In april 2020 verscheen de roman In de wacht. In de herfst van 2020 verscheen De drie rivieren, een heruitgave van de veelgezochte novellen Rivier de LossieRivier de IJssel en Rivier de Brantas. Een bundeling van 25 jaar essays, columns, reisverslagen, schetsen, anekdotes over podiumdiscussies, schrijversportretten, vertellingen, herinneringen en kritieken – een soort postkoloniaal memorandum – wordt verwacht in december 2023.